
Jurisprudentie
BJ4787
Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers101235 / HA ZA 09-340
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers101235 / HA ZA 09-340
Statusgepubliceerd
Indicatie
Door het geven van informatie over de veterinaire staat van het paard, over de keuring en de second opinion heeft verkoper de indruk gewekt dat hij koper volledig heeft geïnformeerd. Daarbij komt dat [dierenarts B] die de second opinion heeft gegeven, niet zo maar een dierenarts is, maar degene die op de Olympische spelen de paarden in Hong Kong heeft begeleid. Dit was aan koper bekend. Uit de twee verklaringen blijkt niet dat [gedaagde] de uitslag van de second opinion heeft meegedeeld aan [eisers]., alleen dat de second opinion voor [gedaagde] de aanleiding was om het paard te kopen. Hiermee wordt minst genomen de indruk gewekt dat de uitslag goed was, terwijl het oordeel van [dierenarts B] over de röntgenfoto’s was dat het een acceptabel risico betrof in aanmerking genomen dat het paard verder klinisch gezond was. Dat de bemerking een risico inhield, hoefden [eisers]. hieruit niet op te maken. In dat licht bezien hebben [eisers] op de volledigheid van de informatie van [gedaagde] mogen vertrouwen en valt zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in te zien wat een extra keuring - behalve kosten - had kunnen toevoegen.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 101235 / HA ZA 09-340
Vonnis van 5 augustus 2009
in de zaak van
1. [eiser A],
2. [eiser B],
beiden wonende te Enschede,
eisers,
advocaat mr. G. van Lent te Almelo,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [dressuurpaardenverkoop],
wonende te Alstätte, Duitsland,
gedaagde,
advocaat mr. S.A. Wensing te Roden.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.], alsmede afzonderlijk [eiser A], en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 mei 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] drijft sedert 1 juli 1993 een eenmanszaak onder de handelsnaam [dressuurpaardenverkoop], welke onderneming is gevestigd te Winterswijk. De onderneming heeft als bedrijfsomschrijving: het trainen en verkopen van paarden alsmede lesgeven en pensionstalling.
2.2. In 2007 is [gedaagde] dressuurtrainer geworden van [dochter eisers], de thans 18-jarige dochter van [eisers c.s.], met haar paard Ustasia.
2.3. Op 30 november 2007 heeft [naam A] het haar in eigendom toebehorende paard Urro (afstamming Metall x O’Jazz), stamboeknummer 01.11883, ook wel Bombay’s Sapphire genoemd (hierna: het paard), op sporthorses.nl te koop aangeboden voor een bedrag van € 70.000,00.
2.4. Op 3 december 2007 heeft [gedaagde] overeenstemming bereikt m[naam A] over een door hem te betalen koopsom van € 50.000,00, onder de voorwaarde van een veterinair onderzoek teneinde te kunnen bepalen of het paard fysiek in staat kon worden geacht een dressuurtraining te ondergaan.
2.5. Op 7 december 2007 is bij de “Veterinary practise” door [dierenarts A] (hierna: [dierenarts A]), te Honselersdijk, een “Pre-purchase examination” van het paard uitgevoerd. Voor zover van belang, luidt de uitslag als volgt.
“(…)
Level of training (…): Z dressage
Proposed use of horse(…): sport
Clinical examination ? no abnormal findings
Radiological findings ? good
? satisfactory ? acceptable
? moderate ? increased risk Navicular bones
? unsatisfactory ? not acceptable
(…)
Conclusion:
Negative advice
(…)”
Deze uitslag was voor [gedaagde] aanleiding om het paard niet af te nemen.
2.6. Op initiatief v[naam A] zijn nadien op dezelfde dag tussen haar en [gedaagde] de onderhandelingen over de verkoop van het paard heropend en heeft [gedaagde] het paard gekocht voor een bedrag van € 20.000,00. Op 8 december 2007 is het paard aan [gedaagde] geleverd.
2.7. Bij brief van 19 augustus 2008 heeft [dierenarts B] (hierna: [dierenarts B]) - voor zover hier van belang - het volgende verklaard:
“(…) Op verzoek van [dressuurpaardenverkoop], [gedaagde] te Eibergen heeft ondergetekende, dierenarts te Haaksbergen, op 10 december 2007, röntgenfoto’s beoordeeld als second opinion met de volgende printgegevens:
Veterinair Centrum Honselerdijk
[dressuurpaardenverkoop] Eibergen, Urro
(…)
Het linker straalbeen was een klasse 3 en het rechter straalbeen een klasse 2. De rest van de röntgenfoto’s werd als acceptabel beoordeeld. Aangezien het paard tijdens de keuring klinisch volledig gezond was en gezien de aard van de röntgenologische veranderingen, werd het straalbeen door ondergetekende als een acceptabel risico beschouwd.
(…)”.
2.8. Op of omstreeks 9 december 2007 heeft [gedaagde] het paard voor een bedrag van € 85.000,00 te koop aangeboden aan [eisers c.s.] ten behoeve van hun dochter [dochter eisers]. De koopsom is eind december 2007, begin 2008 door [eisers c.s.] aan [gedaagde] voldaan.
2.9. Het paard is bij [gedaagde] op stal blijven staan en is door [gedaagde] intensief getraind.
2.10. Op 29 juli 2008 hebben [eisers c.s.] het paard bij [gedaagde] opgehaald.
2.11. Op 31 juli 2008 heeft mevrouw drs. [dierenarts C], erkend paardendierenarts en erkend keuringsdierenarts te Enter, op verzoek van
[eisers c.s.] het paard onderzocht. Het van dit onderzoek door haar opgemaakte rapport, gedateerd 1 september 2008, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(…..)
Conclusie: moeilijk verkoopbaar paard, nu klinisch niet goed, rontgenologisch verhoogd risico (maar met dit klinisch beeld erbij rontgenologisch ook niet acceptabel als sportpaard met als doel dressuurpaard op hoger niveau –Z-dressuur en hoger--).
(…)”.
2.12. Bij brief van 15 augustus 2008 heeft mr. Van Lent namens [eisers c.s.]
- voor zover hier van belang - het volgende aan [gedaagde] bericht:
“(…)
Cliënten wensen dan ook met onmiddellijke ingang de koopovereenkomst te vernietigen, althans te ontbinden, en aan u dit paard terug te doen, onder de verplichting aan uw zijde tot restitutie van de koopsom van EUR 85.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente die ik u voor zover vereist aanzeg ex artikel 6:119 BW
Daarnaast houden cliënten u aansprakelijk voor de door hen geleden schade, (…).
Door deze verzoek ik u en voor zover vereist sommeer ik u, om het paard Bombay Sapphire, binnen
8 dagen na dagtekening dezes bij cliënten op te halen, nadat u heeft aangetoond de koopprijs van € 85.000,- (…) te hebben voldaan. Eerst bij ontvangst van dit bedrag (…) zal dit paard aan u worden overgedragen en houden cliënten zich het recht voor om alle overige schade van u te vorderen, waaronder ook de gederfde rente, voerkosten, en kosten van een veterinair onderzoek en trainingskosten.
Tevens zeg ik u voor zover vereist de buitengerechtelijke kosten aan ex artikel 6:96 BW.
(…)”.
2.13. [gedaagde] heeft geen gevolg gegeven aan voormelde sommatie.
2.14. Op 30 oktober 2008 heeft [eiser A] aangifte gedaan van oplichting door [gedaagde] met betrekking tot de aankoop/verkoop van sportpaarden. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft Dr. [dierenarts D] (Diergeneeskunde Universiteit te Utrecht) als getuige deskundige röntgenfoto’s en het keuringsrapport d.d. 21 februari 2005, het keuringsrapport en CD rom met röntgenfoto’s d.d. 7 december 2007, alsmede een CD rom met röntgenfoto’s van [dierenarts C], beoordeeld. Hij heeft geconcludeerd dat alle röntgenfoto’s van het paard Urro zijn en dat het paard terecht is afgekeurd door de dierenartsen [dierenarts A] en [dierenarts C]. Hij oordeelt de gegeven kwaliteitsklassen vermeld op de keuringsrapporten nog te optimistisch. De zaak tegen [gedaagde] is afgedaan met een politiesepot.
3. De vordering
3.1. [eisers c.s.] vorderen na wijziging van eis dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. [gedaagde] zal gebieden om met ingang van uiterlijk 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis het paard van [eisers c.s.] door [gedaagde] af te (doen) nemen onder verbeurte van een aan [eisers c.s.] ten laste van [gedaagde] te betalen dwangsom van € 1.500,= per dag dat [gedaagde] in gebreke is van [eisers c.s.] dit paard af te nemen en aan [eisers c.s.] terzelfder tijd uit te betalen de koopprijs voor het paard zijnde € 85.000,=, zonder dat met deze koopprijs kosten (kunnen) worden verrekend, een en ander op verbeurte van een ten laste van [gedaagde] aan [eisers c.s.] te betalen dwangsom van € 1.500,= voor iedere dag dat gedaagde na betekening van het te deze wijzen vonnis met nakoming hiervan in gebreke blijft,
2. [gedaagde] zal veroordelen om aan [eisers c.s.] te betalen een maandvergoeding van € 200,= vanaf juli 2008 tot 3 juli 2009 voor de kosten van verzorging (huisvesting, voeding, hoefsmid en veeartskosten), derhalve per 31 januari 2009, tenminste het bedrag van € 1.400,= excl. BTW, althans een vergoeding door uw rechtbank in goede justitie te bepalen,
3. [gedaagde] zal veroordelen om aan [eisers c.s.] te betalen de vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 3.000,=, overeenkomstig het rapport Voorwerk II, althans een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten als door de rechtbank in goede justitie te bepalen,
4. sub 1, 2 en 3 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2008, althans met ingang van 6 maart 2009, althans met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening,
5. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2. [eisers c.s.] leggen aan hun vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Primair vorderen [eisers c.s.] vernietiging van de koopovereenkomst op grond van bedrog omdat [gedaagde] opzettelijk heeft verzwegen dat [dierenarts A] het paard bij de keuring niet had goedgekeurd, althans op grond van dwaling, omdat deze door [gedaagde] achtergehouden informatie voor [eisers c.s.] essentieel was voor het aangaan van de overeenkomst. Het paard was immers bedoeld voor de topsport van zijn dochter.
[gedaagde] heeft in strijd met hetgeen [eisers c.s.] op grond van de koopovereenkomst mochten verwachten een niet goedgekeurd paard geleverd, terwijl hij dit wist en [eisers c.s.] hiervan niet op de hoogte heeft gebracht. Bovendien heeft [gedaagde] in de wetenschap dat het paard op de foto’s allerlei mankementen vertoonde een koopprijs bedongen van € 85.000,=, terwijl hij zelf € 20.000,= voor het paard heeft betaald. Binnen de termijn van
6 maanden na aflevering heeft de afwijking van het overeengekomene zich geopenbaard, zodat wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoord.
Subsidiair beroepen [eisers c.s.] zich op ontbinding op grond van artikel 7:22 BW.
[gedaagde] heeft het paard in opdracht van [eisers c.s.] na overleg met hem gekocht ten behoeve van de dochter van [eisers c.s.] voor de prijs van € 85.000,= met als voorwaarde dat [gedaagde] het paard op eerste verzoek van [eisers c.s.] zou terugnemen voor dezelfde prijs. [eisers c.s.] hebben jegens [gedaagde] binnen de termijn van artikel 7:18 lid 2 BW aanspraak gemaakt op de garantieafspraak.
Als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde], alsmede onrechtmatig handelen van [gedaagde] in de vorm van bedrog en oplichting, lijden [eisers c.s.] materiële en immateriële schade. Sinds 15 augustus 2008 is [gedaagde] in verzuim ex artikel 6:81 BW.
Voorts hebben [eisers c.s.] buitengerechtelijke kosten gemaakt, ter onderbouwing waarvan zij nota’s hebben overgelegd.
4. Het verweer
4.1. [gedaagde] concludeert dat de rechtbank [eisers c.s.] niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen, althans hen deze zal ontzeggen met hun uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
4.2. [gedaagde] voert de navolgende verweren aan.
In eerste instantie had [gedaagde] het paard voor zichzelf gekocht om het te trainen en dan eventueel te verkopen. Toen [eisers c.s.] belangstelling toonden, is gesproken over een koopovereenkomst, waarbij de veterinaire staat van het paard nauwkeurig aan [eisers c.s.] is medegedeeld en het rapport ter hand is gesteld. Medio december 2007 is de koop gesloten. Na de eigendomsoverdracht bleef het paard bij [gedaagde] om getraind te worden Tot het moment waarop [eisers c.s.] het paard hebben opgehaald op 29 juli 2008, was het paard nimmer behept met enige blessure of kreupelheid. Het paard moet in staat worden geacht als dressuurpaard verder te worden opgeleid. Toen [eisers c.s.] eind juni/ begin juli 2008 meedeelden dat zij het paard wilde verkopen, heeft [gedaagde] gezegd hiertoe zijn medewerking te willen geven als de economische situatie het toeliet. Hij begreep dat de reden van verkoop was dat de dochter geen zin meer had in het paard. Dat het paard niet goed zou zijn, hebben [eisers c.s.] niet medegedeeld. Gelet op de zeer goede klinische conditie van het paard was de geconstateerde röntgenologische bevinding, ook volgens [dierenarts B], een acceptabel risico. Ten tijde van de koop was het paard geschikt voor de dressuursport.
5. De beoordeling
5.1. Omdat [gedaagde] woonplaats heeft in Duitsland, dient eerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
Vast staat dat de onderhavige koopovereenkomst in Nederland is gesloten tussen [gedaagde], die in de uitoefening van zijn bedrijf in Nederland commerciële activiteiten ontplooit, en [eisers c.s.], zijnde natuurlijke personen die te dezer zake niet handelden in de uitoefening van een bedrijf of beroep en in Nederland woonachtig zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 6 aanhef en sub d van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter derhalve rechtsmacht toe.
5.2. Voor de beoordeling is relevant dat [gedaagde] is te beschouwen als de professional in wie [eisers c.s.] veel vertrouwen hadden. Medio juli/augustus 2007 kwam [gedaagde] ongeveer drie keer per week aan huis om de dochter dressuurles te geven. Het idee ontstond om een nieuw paard voor de dochter te kopen. Nadat het paard was gevonden, heeft [gedaagde] het door [eisers c.s.] gekochte paard getraind en de dochter in de rijhal in Eibergen lesgegeven.
5.3. De kwestie die partijen verdeeld houdt, is dat [gedaagde] volgens [eisers c.s.] niet het paard heeft geleverd dat zij op grond van de mededelingen bij de totstandkoming van de koopovereenkomst mochten verwachten. [gedaagde] stelt dat hij [eisers c.s.] nauwkeurig op de hoogte heeft gebracht van de veterinaire staat van het paard en de bevindingen van [dierenarts A] en [dierenarts B]. Hij stelt ook dat hij het rapport aan [eisers c.s.] ter hand heeft gesteld. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [gedaagde] twee verklaringen overgelegd (producties 2 en 4 bij conclusie van antwoord) van personen die aanwezig waren op het moment dat [gedaagde] [eiser A] heeft geïnformeerd over de staat van het paard. Uit deze verklaringen blijkt dat [gedaagde] aan [eiser A] heeft verteld dat het paard klinisch is goedgekeurd en dat er op de foto’s een bemerking was in de categorie 2-3, dat hij een second opinion heeft gevraagd aan zijn dierenarts [dierenarts B] en dat hij daarna het paard heeft gekocht. [gedaagde] heeft [eiser A] inzage in het keuringsrapport en de foto’s aangeboden en de mogelijkheid om het paard opnieuw te keuren. Daarop heeft [eiser A] volgens de twee verklaringen gereageerd met de opmerking dat als [gedaagde] het paard goed bevond, het voor haar ook goed was.
5.4. De stelling van [gedaagde] dat hij het keuringsrapport aan [eisers c.s.] ter hand heeft gesteld, wordt verworpen. Immers, [eisers c.s.] hebben betwist dat het rapport ter hand is gesteld en deze stelling is niet te rijmen met de door [gedaagde] zelf overgelegde verklaringen ter onderbouwing van zijn stelling dat, en waarover, hij [eisers c.s.] heeft geïnformeerd.
5.5. Uit de twee overgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat [eisers c.s.] op dat moment op het oordeel van [gedaagde] als ‘professional’ vertrouwden. Verder valt op dat [gedaagde] niet heeft meegedeeld dat [dierenarts A] bij de keuring een negatief advies heeft afgegeven. Vraag is in hoeverre het feit dat [eisers c.s.] geen gebruik hebben gemaakt van het volgens de verklaringen gedane aanbod om het keuringsrapport en de foto’s in te zien, ertoe moet leiden dat het feit dat zij niet op de hoogte waren van het negatief advies voor hun rekening moet komen.
5.6. De rechtbank overweegt het volgende. Door het geven van informatie over de veterinaire staat van het paard, over de keuring en de second opinion heeft [gedaagde] de indruk gewekt dat hij [eisers c.s.] volledig heeft geïnformeerd. Daarbij komt dat [dierenarts B] die de second opinion heeft gegeven, niet zo maar een dierenarts is, maar degene die op de Olympische spelen de paarden in Hong Kong heeft begeleid. Dit was aan [eisers c.s.] bekend. Uit de twee verklaringen blijkt niet dat [gedaagde] de uitslag van de second opinion heeft meegedeeld aan [eisers c.s.], alleen dat de second opinion voor [gedaagde] de aanleiding was om het paard te kopen. Hiermee wordt minst genomen de indruk gewekt dat de uitslag goed was, terwijl het oordeel van [dierenarts B] over de röntgenfoto’s was dat het een acceptabel risico betrof in aanmerking genomen dat het paard verder klinisch gezond was. Dat de bemerking een risico inhield, hoefden [eisers c.s.] hieruit niet op te maken. In dat licht bezien hebben [eisers c.s.] op de volledigheid van de informatie van [gedaagde] mogen vertrouwen en valt zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in te zien wat een extra keuring - behalve kosten - had kunnen toevoegen.
Aan de opmerking ter comparitie van [eisers c.s.] dat [dierenarts B] alleen de foto’s heeft gezien en pas nadat het paard aan hen was verkocht, gaat de rechtbank voorbij. [eisers c.s.] hebben enkel gesteld dat hun dochter op 9 december 2007 op het paard heeft gereden bij [gedaagde], maar niet dat zij het paard ook op 9 december 2007 hebben gekocht. Bovendien heeft [gedaagde] gesteld dat het paard medio december 2007 is verkocht aan [eisers c.s.] Gelet op de prijs van € 85.000,00 voor het paard, komt het de rechtbank aannemelijk voor dat [eisers c.s.] na de proefrit door hun dochter over de aankoop van het paard nog hebben nagedacht.
5.7. [eisers c.s.] hebben gesteld dat zij geen € 85.000,00 zouden hebben over gehad voor het paard, als zij over de volledige informatie hadden beschikt. [gedaagde] heeft op dit punt geen gemotiveerd verweer gevoerd, zodat deze stelling als juist geldt. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het feit dat ook [gedaagde] zelf in het negatieve advies van [dierenarts A] aanleiding heeft gezien om de oorspronkelijke koopprijs van het paard van € 50.000,00 in onderhandelingen met de verkoopster te verlagen tot € 20.000,00, al aangeeft dat een dergelijke uitslag van een verkoopkeuring zijn weerslag heeft op de prijs. Dat [gedaagde] zich door het oordeel van [dierenarts B] voldoende gesteund voelde in zijn oordeel dat het een goed sportpaard betrof, maakt dat niet anders.
5.8. Primair hebben [eisers c.s.] bedrog dan wel dwaling aan hun vordering onder I ten grondslag gelegd. Nu [eisers c.s.] geen feiten of omstandigheden hebben gesteld waaruit blijkt dat [gedaagde] opzettelijk bepaalde informatie heeft achtergehouden, mist eerstgenoemde grondslag zijn doel. Wat betreft dwaling oordeelt de rechtbank dat deze grondslag de vordering kan dragen. Immers, als [gedaagde] aan [eisers c.s.] zou hebben meegedeeld dat de conclusie van [dierenarts A] een negatief advies inhield en dat [dierenarts B] de röntgenologische verandering als een risico - zij het acceptabel - had beoordeeld, zouden [eisers c.s.] de koopovereenkomst niet dan wel onder andere voorwaarden hebben gesloten, in elk geval voor een lagere koopprijs. Dit brengt mee dat de koopovereenkomst wordt vernietigd met als rechtsgevolgen dat [gedaagde] heeft te gelden als eigenaar van het paard en de koopprijs van € 85.000,00 als onverschuldigd betaald door [gedaagde] aan [eisers c.s.] dient te worden terugbetaald. De wettelijke rente zal - als onweersproken zoals is gevorderd - worden toegewezen vanaf 15 augustus 2008. De gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen. Wat betreft de terugname van het paard mag redelijkerwijs worden verwacht dat [gedaagde] daartoe zal overgaan zodat de oplegging van een dwangsom achterwege kan blijven. Aan de veroordeling tot terugbetaling van € 85.000,00 kan ingevolge artikel 611a lid 1 slotzin Rv geen dwangsom worden verbonden.
Gelet op het voorgaande hebben [eisers c.s.] bij de bespreking van de overige grondslagen voor de vordering onder I geen belang meer.
5.9. Voor de vordering van de maandelijkse vergoeding ad € 200,00 gedurende de periode van juli 2008 tot juli 2009 geldt het volgende.
[eisers c.s.] stellen dat zij kosten hebben, omdat zij het paard moeten verzorgen en in conditie houden. [gedaagde] voert aan dat deze vordering niet is gespecificeerd en/of onderbouwd. Daarbij komt dat het paard wordt gebruikt voor de sport.
Uit de verklaringen ter comparitie blijkt dat het paard in elk geval drie maal is ingezet op een concours. Gesteld noch gebleken is dat de dochter van [eisers c.s.] in het geheel geen gebruik meer maakt van het paard. [eisers c.s.] hebben naar aanleiding van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] geen nadere onderbouwing of specificatie van deze vordering gegeven, hetgeen wel op hun weg had gelegen. Deze vordering zal worden afgewezen.
5.10. De buitengerechtelijke kosten worden niet betwist. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is slechts toewijsbaar, indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan eveneens redelijk is. De vordering van [eisers c.s.] gaat het in het Rapport Voor-werk II gehanteerde forfaitaire tarief, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht, in ruime mate te boven. Uit de stellingen van [eisers c.s.] kan niet worden afgeleid dat [eisers c.s.] duidelijk meer buitengerechtelijke kosten hebben gemaakt dan in dit tarief is besloten. De door [eisers c.s.] gemaakte kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij het forfaitaire tarief overschrijden. De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijk liquidatietarief, zijnde in totaal € 1.788,00. De wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen vanaf 15 augustus 2008.
5.11. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eisers c.s.] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 85,98
- vast recht 1.965,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 3.838,98
5.12. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. gebiedt [gedaagde] om met ingang van uiterlijk 24 uur na betekening van dit vonnis het paard af te (doen) nemen,
6.2. veroordeelt [gedaagde] om terzelfder tijd aan [eisers c.s.] terug te betalen de koopprijs van het paard, zijnde een bedrag van € 85.000,00 (vijfentachtig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 15 augustus 2008 tot de dag van volledige betaling, zonder dat met deze koopprijs kosten (kunnen) worden verrekend,
6.3. veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers c.s.] te betalen inzake buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 1.788,00 (eenduizend zevenhonderd achtentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 15 augustus 2008 tot de dag van volledige betaling,
6.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers c.s.] tot op heden begroot op € 3.838,98,
6.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2009.